Dossier CAO & Arbeid
Onderhandelingsresultaat CAO loonsverhoging per 1 januari 2023
Partijen, Dibevo, NPMB-VMN en CNV-Vakmensen komen overeen om de lonen voor de CAO Dibevo NPMB-VMN per 1-1-2023 voor 1/3de deel te laten stijgen met 3%; dit is het deel dat in de CAO (artikel 6.5) wordt omschreven als “resultaat van de onderhandelingen tussen CAO partijen”.
Hoe hoog de totale loonstijging uiteindelijk zal bedragen is bekend in januari en definitief in april 2023.
Dit omdat de loonstijging in de CAO jaarlijks automatisch stijgt op basis van drie variabelen:
voor 1/3e deel op basis van de gestegen consumentenprijs,
voor 1/3e deel op basis van de gestegen bedrijfsomzet index van het voorgaande jaar
en voor 1/3de deel als resultaat van de onderhandelingen (vastgesteld op 3%).
Onze CAO is algemeen verbindend verklaard voor de hele sector
Partijen bespreken voor 1 april 2023 hun gewenste inhoudelijke aanpassingen voor een nieuwe CAO. Hierbij worden ook de aanhoudende economische onzekerheden, de ontwikkelingen rondom het Wettelijk Minimum Loon en koopkracht van werknemers in de sector betrokken.
Recente ontwikkelingen op het gebied van nieuwe wetgeving zoals ouderschapsverlof en transparante arbeidsvoorwaarden zijn mogelijk aanleiding om de CAO hierop aan te passen.
De looptijd van de CAO is van 1 april 2022 tot 1 april 2023
Formule artikel 6.5 van de CAO
Onze CAO-formule: (Inflatie (CPI) + Bedrijvenindex + onderhandeling : 3 = de loonsverhoging)
Huidige cijfers en verwachtingen wekken de indruk dat er onder de streep een forse salarisverhoging komt te staan.
Mede ook door het nieuws van Prinsjesdag lijkt een percentage van tussen de 7 en 10 procent economische realiteit.
Het onderhandelingsresultaat voor de CAO-formule is vastgesteld op 3%.
Terug naar de formule
Er zijn twee indexen die de loonsverhoging bepalen.
De eerste is de inflatie (CPI).
Tot en met juli is de inflatie 9,8%. De verwachting is dat dit in de loop van het jaar terug zal lopen, maar wel hoog zal blijven. De verwachting van de DNB, op moment dat we dit schrijven, is dat de inflatie over 2022 uit zal komen op 8,7%.
Als tweede hebben we de bedrijvenindex.
Voor 2021 kwam de index op een groei van 2,3%. Dit terwijl de groei in onze sector veel groter was. Maar dit lage cijfer kwam eruit omdat er sprake was van een lockdown in de retail. Feitelijk had dit dus een extra dempende werking op onze salarisontwikkeling. Maar met als gevolg dat als je een slecht kwartaal (vorig jaar), vergelijkt met een goed kwartaal een jaar later, nu dus, je dan zult zien dat de percentages enorm gaan schommelen.
We zien nu over het eerste half jaar in Q1 een plus van 44,1% en in Q2 een (meer normale) plus van 5,9%. Dat maakt een gemiddelde stijging over het eerste half jaar van 27,1%. Maar we moeten nog een tweede halfjaar. Een half jaar waarin we denken dat de consument de hand op de knip zal houden en omzetten meer onder druk komen. Je ziet de omslag al in juni met een score van – 3%.
Maar laten wij eens aannemen dat we vanaf hier nog twee kwartalen krijgen die door prijsstijgingen toch nog een beetje omzetgroei laten zien.
En laten we dan eens zeggen dat Q3 en Q4 een groei van gemiddeld 3% laten zien ten opzichte van vorig jaar.
Dan kunnen we een bedrijvenindex invullen (44,1% (Q1) + 5,9% (Q2) + 3% (Q3) + 3% (Q4) : 4 kwartalen = 14%).
En stel dat we toch nog wat omzetkrimp gaan meemaken in het laatste half jaar van gemiddeld 3%, dan komt de bedrijvenindex nog steeds uit op 11%.
In dat geval is de uiteindelijke salarisstijging nog steeds 7,56%.
Het is wel een beetje koffiedik kijken, maar het effect van de bedrijvenindex over de tweede helft van het jaar lijkt niet zo heel groot.